Dit is ontzettend uitdagend gedrag om mee om te gaan. Lastig. Complex. En het doet vaak veel met ons als mantelzorgers en zorgverleners. Mensen willen naar huis en zijn hierin vaak maar moeilijk vanaf te brengen. Er is een sterk verlangen.
Dementie stelt je voor enorm veel problemen: je vergeet, raakt telkens belangrijke spullen kwijt, weet niet waar je bent of wie er voor je staat, verliest het idee van wie je zelf eigenlijk bent, raakt sneller overprikkeld, telt minder mee, wordt anders behandeld, verliest vrienden, kennissen, je baan, je rol als echtgenoot en zo kunnen we nog wel even doorgaan. Al deze problemen kunnen er logischerwijs toe leiden dat je je je in toenemende mate onveilig, ontheemd en angstig gaat voelen. Je kan simpelweg niet meer vertrouwen op jezelf. Dit maakt dat je meer en meer houvast gaat zoeken bij andere mensen en spullen. Ofwel: je gaat gehechtsheidsgedrag vertonen. Zo kun je je enorm gaan hechten aan een tas waar weliswaar niks (meer) inzit, maar die toch nog ”staat” voor wie jij ooit was en wat jij ooit belangrijk vond. Of aan een knuffel of een pop die je een gevoel van geborgenheid geeft. Of aan een zakdoek, aan sleutels, servetten of religieuze voorwerpen. Of je gaat je vastklampen aan de mensen in je nabije omgeving: je naaste, verzorgende of wie dan ook. Als gevolg loop je de hele dag achter ze aan of roep je om hun aanwezigheid.
Maar vaak gaat het niet alleen om de mensen en de spullen in het hier-en-nu. Juist niet. Evengoed en vaak nog sterker kun je je (opnieuw) gaan hechten aan de mensen bij wie je je ooit zo vertrouwd voelde: je ouders. Hele dagen ga je op zoek naar je vader of moeder. Je kunt het niet alleen. Je hebt ze nodig.
Dementie in Theater
DAG MAMA 1 & 2
Dit verschijnsel, deze drang naar de ouders, noemen we in de psychologie ook wel ‘ouderfixatie’. Hoewel dit gedrag vaak wordt bestempeld als ‘passend bij de dementie’ en een logisch gevolg van het ‘terug-rollend’ geheugen, moeten we er in veel gevallen meer betekenis aan verlenen. Het kan immers een belangrijke signaalfunctie vervullen: namelijk dat de mens met dementie zich niet goed voelt en naar de ouders verlangt in een poging zich beter te voelen. Om het gevoel van onveiligheid op te heffen.
Wanneer wij ervoor kiezen om aan dit (vreemde) gedrag voorbij te gaan, omdat we niet weten hoe we erop moeten reageren en/of erop vertrouwen dat het wel zal overwaaien, kunnen we niets voor hen betekenen. En als we die ander (goedbedoeld) proberen te corrigeren (‘maar mw. de Vries, uw ouders leven toch niet meer’, ‘hoe oud bent u zelf?’) slaan we de grond letterlijk onder hun voeten vandaan. Hiermee vergroten we hun gevoel van onveiligheid en angst .. en zal het verlangen en de roep naar de ouders enkel toenemen.
Maar hoe gaan we dan wel om met ouderfixatie? Gelukkig hebben we hiervoor een aantal waardevolle en effectieve technieken tot onze beschikking waarmee we op een goede manier ingaan op de intense emoties en behoeftes die onderliggend zijn. En we de mens met dementie kunnen helpen bij de verwerking hiervan (waarmee ‘probleemgedrag’ overigens in sterke mate kan afnemen). Vaak zijn we tot veel meer in staat dan we denken, mits we deze technieken durven toe te passen in het contact. En niet enkel proberen aan te sluiten bij de belevingswereld van onze naaste of cliënt, maar deze op eigen initiatief durven ‘binnen te treden’. Vaak zijn we gewend om enkel te reageren op de uitlatingen van onze cliënt of naaste. Hij/zij zegt of doet iets en wij reageren.
Maar door hen vanuit onszelf (zonder dat ze erom hoeven te ‘vragen’) gerichte aandacht te geven, kunnen we vaak veel meer voor hen betekenen. Ook ten aanzien van ouderfixatie. Zo ga ik met mijn cliënten regelmatig het gesprek aan over hun ouders. Dit kan hen veel kracht en steun geven. Mits er natuurlijk sprake was van een gezonde, veilige relatie met deze ouders.
‘Dit gesprek begint vaak met de vraag: ‘Hoe is het met uw ouders?’ Ik doe alsof ik het vanzelfsprekend vind dat ze nog leven. Als dat in hun beleving niet zo is, word ik vanzelf gecorrigeerd. In de loop van het contact vraag ik: ‘Zijn uw ouders overleden?’ En als blijkt dat men weet dat de ouders zijn overleden, vraag ik: ‘Mist u uw ouders weleens?’ Heel vaak is dit het geval en vindt men het heel fijn wanneer iemand hierover wil praten. Hier samen met hen bij wil stilstaan. Zodat het gevoel van leegte en ontheemding (af en toe) plaats kan maken voor vertrouwde en warme gevoelens en beelden. Ze ontstaat er al snel een vertrouwensband, hetgeen voor de mens met dementie zo ontzettend belangrijk is’.
Het zou voor ons allen een vaste gewoonte kunnen worden om met de mens met dementie over zijn of haar ouders te praten. En fijne beelden en herinneringen op te halen. Waardoor de identiteit van de mens met dementie op momenten ook bekrachtigd wordt. De dementie berooft mensen ook van hun identiteit. Vaak weten mensen niet meer goed wie ze waren, wat ze belangrijk vonden, hoe ze zich voorheen voelden. De dementie is als een donkere wolk die telkens boven hen hangt. Maar door te praten over de ouders, over vroeger, herinneringen op te halen, voel je je weer even dat kleine meisje. Ze ontdekt hoe je je voelde, wie je was, hoe het thuis voelde, wat je hier zo’n warm en vertrouwd gevoel gaf. En het mooie is: de herinneringen die mensen jou vertellen, kun je onthouden, opschrijven, zodat je ze op een dag kunt teruggeven, wanneer de mens met dementie dit zelf niet meer kan. Zo houd ik vaak mensen even aan in het voorbijgaan ‘je bent zo gek op jouw moeder, ze heeft lang bruin haar en zit vaak op de opkamer te breien. Dan luistert u naar het geluid van de breinaalden. Daar bent u dol op. Het kacheltje aan. Dat geeft u een heel warm en vertrouwd gevoel van binnen
Zo ontdekte ik laatst in mijn gesprek met mevrouw de Vries dat ze als klein meisje vaak met haar moeder bij de kachel zat en Pinkeltje las. Ze kon hier heel beeldend over vertellen. Pantoffeltjes bij het haartje, 2 kopjes chocomelk, een reep anijs, pinkeltje en een wasrekje met oude sokken. Met in de hoek een spinnende poes. Dat beeld gaf haar zoveel warme gevoelens. En dus besloten we op haar verpleeghuiskamer een haartje neer te zetten, pinkeltjes boeken, een oud wasrekje en een knuffel poes, die weliswaar nep is, maar wel een perfecte ademhaling nabootst. Mevrouw gaat hier vaak zitten, met een glimlach op haar gezicht. Het maakt haar blij. Geregeld zien we mevrouw ook even snuffelen aan de oude sokken. Geurherkenning blijft heel lang behouden in de dementie en vormt vaak de poort naar het verleden. Hier zouden we eigenlijk meer gebruik van moeten maken. Geuren roepen sfeer en emoties op. Denk maar eens aan de geur van lente. Van versgemaaid gras. Het is plezierig. Fris.
Wat we mijn inziens ten alle tijden moeten voorkomen is mensen corrigeren op deze manier:
‘Maar uw ouders leven toch niet meer? Hoe oud zou u dan zijn? En hoe oud zouden uw ouders dan zijn?
Deze manier van overhoren voelt niet goed. Het is in mijn ogen balinnerend. Ik weet het antwoord, nu jij nog!
Het geeft mensen met dementie doorgaans (veel) stress, en die stress zal dit gehechtsheidsgedrag enkel versterken.
Natuurlijk, sommige mensen vinden het juist fijn om gecorrigeerd te worden, maar niet door hier een quiz van te maken. Hiermee plaatsen we onszelf boven de mens met dementie. Bovendien spreekt het een hogere cognitieve functie aan, verbanden leggen, en dit kan voor velen heel moeilijk zijn. Ofwel, mogelijk weet de mens met dementie wel dat hij 88 is, maar toch kunnen de ouders in hun beleving nog in leven zijn. Het een kan gemakkelijk naast het ander bestaan. Maar hoe kun je dan wel reageren. Door te valideren. Te verwoorden. Woorden te geven aan de gevoelens die hieraan ten grondslag liggen: ‘je mist je moeder enorm, je zou haar heel even vast willen houden, wat zou je tegen haar zeggen? Maak je je zorgen of wil je gewoon bij haar zijn? Wat mis je het meest aan haar? Hoe ziet ze eruit? Kun je haar beschrijven? Het mooie aan laastgenoemde twee vragen is, dat de mens met dementie het vaak lastig vindt om 2 cognitieve handelingen tegelijk te doen. Dus door iemand te moeten beschrijven, kan het zijn dat het verlangen naar de achtergrond verdwijnt. En men het even los kan laten.
Het belangrijkste is dat we zelf warm en vertrouwd aanvoelen, zodat iemand de ouders even kan loslaten en mensen zich aan jou kunnen hechten. Zo beantwoord je het gehechtsheidsgedrag.
Ook als boosheid een rol speelt, kan dit gevalideerd worden ‘je bent woest dat je hier zit. Je wilt naar je moeder, belachelijk dit. En iedereen praat maar, maar niemand helpt je. Je bent furieus. Sla maar eens in dit kussen. Mep maar. Goed zo. Zijn ze helemaal besodemieterd. Gevoelens moeten geuit kunnen worden. Want alles wat je mag uiten, wordt in intensiteit minder. Doorgaans.
Ervaar in het theater wat dementie met jouw naaste of cliënt doet. En wij beloven je dat jouw omgang met dementie niet meer hetzelfde zal zijn.
Dag Mama is de veelgeprezen muziektheatershow over omgaan met dementie.
Je krijgt de krachtigste omgangsmethodiek in handen voor de mooiste momenten samen. Want er is nog zoveel mogelijk! Ontdek het nu in het theater. Herkenbaar, ontroerend en levensveranderend.
Dag Mama toert nog één keer door Nederland. Met wie ga jij?